zaterdag 21 juli 2012

Een Clownsneus voor de JBN



Dat zou misschien wel een mooie completering zijn voor het figuur dat de JBN op dit moment in de judo wereld slaat met haar kata-beleid.

Individuen met de neiging tot despotisme die binnen de JBN jarenlang voor de kata instructie verantwoordelijkheid hebben gedragen moesten in korte tijd constateren dat ze er naast zaten. Dat in de afgelopen 40 jaar hun "eindproduct" er wezenlijk anders uitzag dan het kata dat door Kōdōkan werd uitgedragen.

En hoezeer je jezelf ook op de borst klopt, of legitimiteit zoekt bij organisaties als EJU of IJF, Kōdōkan is op het gebied van judo nog steeds hét Center of Excellence.

Als je dan daarmee geconfronteerd wordt, dan dreigt de grote G. Van Gezichtsverlies.
En gezichtsverlies, dat weet iedereen, moet ten koste van alles voorkomen worden (voel de ironie in die woorden....) want het tast de machtspositie aan zoals boktor de dakspanten. En wat doe je dan?

Ach, dat bleek simpel: je geeft het door jarenlang gebrek aan synchronisatie met de Bron van ons Judo ontstane beestje gewoon een Naam en een Plek en klaar is Kees! Hmm.

Kijk eens, het was na WO-II allemaal écht niet zo makkelijk. In Europa waren slechts enkele Japanse leermeesters (bijvoorbeeld Hirano Tokio Sensei vanaf 1952) en het was slechts aan enkelen gegund om van een dergelijke meester instructie te krijgen. Laat staan zo ver te komen dat je aan een intensieve kennisoverdracht van de meer essentiële katas toekwam! Je kon niet even in een vliegtuig stappen en naar Japan vliegen om daar een aantal jaren te gaan trainen (vanuit Europa überhaupt pas in 1958 mogelijk). Met de boot was je nogal even onderweg en de kosten waren enorm. Bedenk ook, dat het reizen naar Japan erg lang zéér beperkt werd gehouden, o.a. door besluiten van McArthur direct na WOII. Tot in 1955 was er nauwelijks accommodatie voor toeristen en werd Japan door The New York Times nog bestempeld als één van de meest dure verblijfsplaatsen ter wereld. Daarbij moet je bedenken dat er ook een boterham op de plank moest komen. Naar Japan gaan en daar trainen was dus voor de meesten tot ver in de zestiger jaren een utopie, en slechts voorbehouden aan enkelen.

Maar goed, al zou je daar al aankomen, dan nog sprak je de taal niet en alléén dat al maakte een diepgaande kennisoverdracht zo goed als onmogelijk. Met handgebaren en wat geknik kom je niet tot de benodigde diepte. Lezen was uitgesloten. En dan gaan we hier maar even helemáál niet in op de cultuurverschillen die heersten, en op het feit dat de meeste grote Sensei helemaal niet stonden te springen om hun diepste kata-roerselen zomaar prijs te geven aan de eerste de beste "Gaijin". Van sommigen is zelfs bekend dat zij dit bewust tegenhielden en dit ook aan anderen opdroegen. Daarvan zijn schriftelijke aantekeningen gevonden.

En zo kon het gebeuren, dat mensen naar Japan togen en terugkwamen met een schamel gevuld rugzakje kennis en vaardigheid en dit jarenlang als De Grote Waarheid uitdroegen. Terwijl het niet meer was dan hún persoonlijke interpretatie van het Kata zoals zij dachten dat hun "geleerd" was op dát moment. En daar rammelt héél véél aan dus. Bovendien: in 30 of 40 jaar verandert er véél. Niet alleen bij de Bron zelf, maar ook in die persoonlijke interpretatie.Want wiens judo veranderd niet in 40 jaar?

En als dan in de moderne tijd mensen gemakkelijk naar Tokyo kunnen reizen en kunnen trainen bij Kōdōkan, maken die mensen inééns kennis met de huidige stand van zaken, en kunnen bovendien hun eigen interpretatie maken met betere hulpmiddelen dan vroeger (de leermeesters hebben óók bijgeleerd!). En zo wordt inééns duidelijk, dat wij hier jarenlang hebben getraind op basis van een niet bestaande monstruositeit.

Je zou natuurlijk kunnen zeggen: "Hey, sorry mensen, ik heb ook slechts mijn best gedaan!". Maar néé! This is Holland man!!



Dus wat doe je? Je noemt het "Busen Kata", schrijft er een boek over en verkoopt het aan de JBN als Waarheid. En wat doet de JBN? Die buigt netjes voor de verlicht despoot en maakt er een graduatie norm van. Nu zijn er in Nederland wel vaker boeken over judo verschenen die achteraf uhhh "niet geheel juist" bleken te zijn, maar dit terzijde. Ik bedoel maar: het idee om het zo "op te lossen" is niets nieuws.

En zó kon het gebeuren dat in Nederland iemand sho-dan kan worden op basis van een niet bestaande katavorm die nergens ter wereld erkend wordt. Jawel. Hoe belachelijk maak je jezelf dan wel niet?

De hele judowereld lacht zich er een bult over. Grote kata experts hebben geen flauw idee wat met "Busen Kata" in historisch perspectief bedoeld wordt en ontkennen ten stelligste het bestaan van een dergelijke katavorm. Dat kan ook niet, want historisch had de Butokukai ook helemaal geen eigen kata. De kata instructie werd immers verzorgd door Sensei die afkomstig waren van.... jawel..... Kōdōkan! In latere jaren viel hooguit een verschil in belevingsintensiteit (spirit) in het kata te constateren tussen Butokukai en Kōdōkan.

Het gaat mij hierbij niet om Het Grote Gelijk, en wie dat heeft of juist niet heeft. Het punt dat ik probeer te maken is, dat van een organisatie als JBN verwacht mag worden dat zij niet zomaar iets tot Norm verheffen op basis van iemands' blauwe ogen, maar hiervoor zelf uitgebreid en wetenschappelijk onderbouwd onderzoek doen of laten doen naar de juistheid, houdbaarheid en acceptatie van die veronderstelde Norm bij onder andere hét Center of Excellence: Kōdōkan.

De Toekomst van Kata is niet gediend bij multipele interpretaties en de introductie van hersenspinsels, maar méér bij een hogere intensiviteit in de kennisoverdracht. Zodat het Wiel niet steeds opnieuw uitgevonden moet worden maar Kennis van de oude meesters veilig gesteld wordt. Bij voorkeur nu Daigo Sensei er nog is. Want véél kennis ligt nergens vast en bestaat nergens anders meer dan bij een kleine kring mensen waarvan Daigo Sensei momenteel het middelpunt is. Dus zeg maar: niet steeds iets nieuws uitvinden en daar goede sier mee proberen te maken, maar beter leren omgaan met (en vooral ook: uitwinnen en toegankelijk maken) wat er al is zodat we niet verzanden in zinloze welles-nietes discussies maar onze tijd in waardevolle studie kunnen steken.

En dat is dan de spiegel van vandaag. Die houden we met deze post voor aan de bestuurders van de JBN. Zeg nou zelf JBN bestuurder: past U die Clownsneus ?

1 opmerking:

  1. Dit is niet een typisch Nederlandse kwestie. Ik was dit jaar bij de Franse judobond waar ik een aantal technisch kaderleden heb gesproken. Ook daar kent men 2 stijlen: de zogenoemde Franse stijl (gepromoot door Awazu) en ook sinds enige tijd de Kodokan-stijl. Beide stijlen mogen, maar men verwacht dat op termijn de Kodokan-stijl leidend zal worden. Een van de tecnhische directeuren van de FFJDA vond 2 stijlen niet zo'n pun; je moet open staan voor meerdere interpretaties. Kano heeft ook meerdere stijlen benut voor zijn judo.

    De hele tweestijlendiscussie heeft het kata wel flink op de kaart gezet en dat is een waarschijnlijk onbedoeld doch positief neveneffect van de JBN-keuze. Het heeft het NVJJL-blad in ieder geval behoorlijk wat kopij opgeleverd. Jammer genoeg gaan weinig discussies over: Waar gaat het nu over? Wat laat je dan zien van die judo-'grammatica'?

    Ook zou je van een Center of Excellence mogen verwachten dat ze de diepere laag achter de kata's meer uitleggen en promoten. Als slechts een persoon de 'waarheid' in pacht heeft.....

    Complimenten voor je blog!

    Groet, Bart

    BeantwoordenVerwijderen