donderdag 26 juli 2012

Dat kán niet !!

 Ik hoor mijzelf het nóg zeggen. Tijdens één van de eerste kata instructies maakte ik kennis met uki-otoshi. Dat was een keiharde klap tegen de realiteit van mijn jūdō kennis-nivo. En als je geïnteresseerd bent in hoe hard die klap precies aankwam, stel je dan eens voor dat je vanaf je 6e jaar aan jūdō doet, en dan ergens op je 16e als 1e kyu het idee hebt dat je dan nog wel die 1e dan niet hebt, maar eigenlijk al láng had moeten hebben. En dat je je dan inééns realiseert dat je er geen barst van kunt, en tot dan niet alleen helemaal niets van begrepen hebt en eigenlijk een witte band hoort om te hebben. Zó voelde het ongeveer.

Sensei deed de worp vóór met een partner, en ik wist ZEKER dat Sensei's uke "meesprong". Dat kón niet. Die worp kón niet! Allemaal kata-flauwekul en mééspringerij! Dat was het! Waarom leerde Sensei ons die mééspring-onzin? Ik was er zelfs een moment boos over.

Sensei zag dat, en ik zag het bekende lachje op zijn gezicht verschijnen. Meestal een teken dat ik er héél erg vreselijk naast zat met mijn als vanouds weer véél te grote mond, en daar vermoedelijk héél snel daarna zou achterkomen! En ja hoor. Sensei maakte een handgebaar naar mij, en dat betekende zoveel als: "kom eens hier jochie". Vervolgens mocht ik uke zijn bij zijn uki-otoshi. En mán wat knalde ik tegen de tatami! Op dát moment ging er zóveel door mij heen, dat ik bijna een complete black out kreeg. Dát, Dáár, was Het Moment voor mij. Het moment dat mij vertelde dat ik aan de Poort stond van het jūdō. Dat al die jaren van training niets meer waren geweest dan een dikke voorbereiding, zodat ik kon gaan léren. Noem het een Openbaring. Wat je wilt. Maar voor mij was het inééns duidelijk waar ik stond.

Vele weken, maanden, van harde training volgden. Ná de lessen wanneer Sensei één van de dojo's voor mij nog een uurtje open hield, zodat wij nog extra konden trainen. Steeds maar weer sleutelen op die uki-otoshi (dat was natuurlijk niet de enige techniek die we deden). Tot het moment daar was dat ineens ik begreep waar de sleutel zat. Hoe je kuzushi precies volgde in de "overstapping" van de partner. Dat je het "duwen" van uke tegen hem gebruikt door zijn eigen balansverstoring steeds groter te maken. Géén grotere vreugde dan de eerste keer een echt geslaagde worp, een uki-otoshi zoals het bedoeld was. Is dát niet jūdō in optima forma? Méégeven, om te overwinnen? Sindsdien is er voor mij altijd maar één echt antwoord als iemand mij vraagt naar het nivo van zijn jūdō:

"OK. Laat mij maar eens je uki-otoshi zien".

Geen opmerkingen:

Een reactie posten