donderdag 2 augustus 2012

Japan: een zwakke judo natie.

(c) Ben van der Eng


Flauwekul natuurlijk! Iedere jūdōka wéét, dat Japan de sterkste jūdō natie ter wereld is. Niettemin slaagt men er niet goed in dit duidelijk te maken door overmacht te tonen op de Olympische Spelen.
De medaillespiegel zegt voldoende: van de 40 medailles die tot en met gisteren in het jūdō vielen te verdelen, behaalde men er 'slechts' 6. Oftewel: 15 procent. Maar liefst 85 procent van de medailles ging aan Japan voorbij. Ook als je kijkt naar het gewogen gemiddelde komt men niet verder dan de derde plaats. Nogmaals: tot en met gisteren. Hoe onwaarschijnlijk is dat?

Misschien zegt het wel méér over het jūdō van vandaag de dag, dan het zegt over Japan. Denk er eens wat dieper over na. Iedereen zal je kunnen vertellen dat je voor de jūdō-technische hoogstandjes in Japan moet zijn. Sensei als Daigo en Awazu zijn dáár actief. Het Kodokan is hét Center of Excellence in het jūdō. Iedere jūdōka wil in zijn leven dolgraag een keer naar de Kodokan. Wie wil er ééns in zijn leven naar de dojo van (om maar eens iemand te noemen) Willeboordse?

Zoals gezegd moet de sleutel gezocht worden in het jūdō van vandaag de dag. Het hele wedstrijd jūdō is gebaseerd op een zware krachtsinspanning gekoppeld aan rekenen en strategie en heeft nog maar bitter weinig te maken met het jūdō dat de Japanners kennen. Onze jūdōka kunnen op TV gevolgd worden terwijl zij extreem zware trainingen in de sportschool doormaken, aan de apparaten en gewichten trainen. In diezelfde tijd staat de Japanse jūdōka in de dojo en werkt aan zijn technieken. En die kan hij of zij vervolgens in de wedstrijd nauwelijks toepassen, omdat de krachtpatsers uit het Westen hem zodanig blokkeren dat er nauwelijks te jūdōën valt!

En die Japanse jūdōka heeft helemaal niet dóór dat ondertussen de Val van de Shido voor hem wijd open gezet wordt. De Westerse jūdōka schopt ééns in de zoveel seconden tegen een been van de Japanner (niet dat daar ooit enige techniek uit volgt!) om zogenaamd "actief"  te blijven, terwijl ondertussen niets gebeurd en men geduldig afwacht totdat de scheidsrechter een shido aan de Japanner uitdeelt wegens "inactiviteit". De Japanner schopt immers niet terug! Dat de "inactiviteit" komt doordat de Japanner met grote kracht van het jūdōën wordt afgehouden doet kennelijk niets terzake. Misschien zouden de Japanners eens moeten leren óók ééns in de zoveel seconden de andere partij een flinke trap tegen het scheenbeen te verkopen bij bewijze van "activiteit".

En zó rekent en trickst de Westerse jūdōka zich door de partij. Al kracht inzettend, hangend, kont naar achteren en trekkend als een wildebeest, zo lang mogelijk voorkómend dat de tegenpartij kan vastpakken door handen weg te slaan (zonodig zelfs door bijten, getuige Mart Smeets gisteren in gesprek met Edith Bosch) en de tegenstander tegen de benen aan trappend. Met zo klein mogelijke technieken en zo min mogelijk aanval. Ja, laten we dát jūdō gaan belonen met Goud !!

Is het een wonder, dat de Japanners die een zó andere cultuur in het jūdō kennen, hier niet mee overweg kunnen? Sterker nog, moet je het zelfs wel willen?

Kijk eens in onze Spiegel, en vraag je eens af: is die medaille het écht waard om ons hele prachtige jūdō aan op te offeren? Nee toch. Laten wij wederom leren van de Japanners. Terug naar écht jūdō!

Geen opmerkingen:

Een reactie posten